Bedreven, betrokken en bevoegd: DE medewerkers van ons KINDERDAGVERBLIJF in Den Haag
De pedagogisch medewerksters van Kinderdagverblijf Kids4Life zijn verantwoordelijk voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen. De pedagogisch medewerksters zijn gediplomeerd en beschikken over het diploma MB –Pedagogisch Werker, niveau 3 of hoger. Daarnaast is er minimaal één leidster op de groep met een kind-EHBO-diploma. De leidsters verzorgen de kinderen met hart en ziel en scheppen een warme en liefdevolle omgeving, waarbinnen het kind zich geborgen en veilig voelt.
Pedagogisch medewerkers
Elke groep wordt begeleid door gediplomeerde groepsleiding met een gerichte beroepsopleiding op minimaal MBO niveau. Ze zijn
verantwoordelijk voor de opvang van de kinderen binnen hun groep. Bij een groep tot 20 kinderen werken er 2 pedagogisch medewerkers, bij 10 of minder 1 en bij 20 tot 30 zijn er 3 pedagogisch medewerkers ingezet (dit is volgens de normen die in de Wet Kinderopvang zijn vastgelegd).
Medewerkers volgen op maat trainingen over inhoudelijke pedagogische onderwerpen en voor ‘EHBO bij kinderen’.
INVALKRACHTEN
Tijdens ziekte of vrije dagen van vaste pedagogisch medewerkers worden gekwalificeerde invalkrachten ingezet. We proberen zoveel mogelijk dezelfde invalkrachten op dezelfde groepen te laten werken, zodat de kinderen ook met hen vertrouwd zijn. De invalkrachten zijn in dienst van Stichting kinderopvang Family Kids en zijn op de hoogte van onze pedagogische visie en werken conform de werkinstructies.
MANAGER/HOOFDLEIDSTER
Binnen Stichting kinderopvang Family Kids is de manager/hoofdleidster verantwoordelijk voor de locatie waar hij/zij zit. De manager/hoofdleidster stelt samen met de andere MT leden het beleid samen ten aanzien van personele, financiële, materiële en pedagogische aangelegenheden. Zij zijn verantwoordelijk voor de implementatie van het beleid op de locaties.
SENIOR PEDAGOGISCH MEDEWERKER
De senior pedagogisch medewerker voert allerlei
organisatorische werkzaamheden uit in opdracht van de regiomanager om daarmee de dagelijkse gang van zaken op de locatie soepel te laten verlopen.
STAGIAIRES
We bieden stagiaires ook in onze BSO een stageplaats.
Tijdens de stage staat leren voorop.
WE ONDERSCHEIDEN:
Beroeps Ondersteunende Leerweg(BOL). Deze stagiaires
draaien mee onder begeleiding van de groepsleiding. De stagiaires komen van de opleiding PW (Pedagogisch Werk) of Sport Beroeps Hegeleidende Leerweg (BBL). De BBL-leerlingen gaan vanaf het begin van de opleiding een leer-arbeidscontract aan met onze organisatie. De opleiding duurt 2 of 3 jaar. De leerlingen worden door de groepsleiding begeleid. Na verloop van tijd worden de leerlingen formatief ingezet. Ze werken onder supervisie van een gediplomeerd pedagogisch medewerker.
OVERIGE STAGIAIRES
Incidenteel komen er ook stagiaires via een middelbare
school. We werken hieraan mee als er gelegenheid voor is op de groep. Hiermee bieden we scholieren de kans om een indruk te krijgen van het werk binnen de kinderopvang. Er is een praktijkopleider die ondersteuning biedt aan de pedagogisch medewerkers bij de werkbegeleiding en de stagiaires bij hun leerroute. Ook houdt de praktijkopleider contact met de opleidingen.
Verhouding tussen het aantal kinderen en de leidster
BUITENSCHOOLSE OPVANG
Bij buitenschoolse opvang vindt de opvang plaats in stamgroepen, met dien verstande dat een groep uit ten hoogste twintig kinderen bestaat in de leeftijd van vier jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. In afwijking van het eerste lid kan een stamgroep, voor kinderen in de leeftijd van acht jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt, bestaan uit ten hoogste dertig kinderen. Bij buitenschoolse opvang bedraagt de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aanwezige aantal kinderen ten minste één beroepskracht per tien kinderen. Bij buitenschoolse opvang voor kinderen van acht jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt in de stamgroep met ten hoogste dertig kinderen, bedraagt de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen, in afwijking van het derde lid, ten minste 2 beroepskrachten, waarbij de beroepskrachten bij hun werkzaamheden ondersteund worden door een andere volwassene.
Indien kinderen bij (spel)activiteiten de stamgroep verlaten, is het eerste of tweede lid niet van toepassing
Het maximaal aantal kinderen dat geplaatst wordt op een groep met drie leidsters is bepaald in de huidige wet- en regelgeving (CAO, Wet Kinderopvang):
Beroepskracht-kind ratiotabel (BSO).
Buitenschoolse opvang
- Het minimale aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen wordt bepaald op basis van de ratio’s in tabel 1 (conform artikel 6, derde lid, van de regeling).
- De voorwaarden met betrekking tot de maximale grootte van de basisgroep zijn in tabel 1 verwerkt: een basisgroep bestaat uit maximaal 20 kinderen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar en maximaal 30 kinderen in de leeftijd van 8 tot 13 jaar (conform artikel 6, eerste lid en tweede lid van de regeling).
*In plaats van een derde beroepskracht kan een andere volwassene worden ingezet.
Leeftijd kinderen | Minimaal aantal beroepskrachten | Maximaal aantal kinderen | Minimaal aantal beroepskrachten | Maximaal aantal kinderen | Minimaal aantal beroepskrachten | Maximaal aantal kinderen |
4 tot 13 | 1 | 10 | 2 | 20 | - | - |
4 tot 8 | 1 | 10 | 2 | 20 | - | - |
8 tot 13 | 1 | 10 | 2 | 20 | 3* | 30 |
Combinatiegroepen dagopvang/buitenschoolse opvang
- Het minimale aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen wordt bepaald op basis van de ratio’s in tabel 2.
- De voorwaarden met betrekking tot de maximale grootte van de combinatiegroep zijn in tabel 2 verwerkt: een combinatiegroep bestaat uit maximaal 16 kinderen.
*In plaats van een derde beroepskracht kan een andere volwassene worden ingezet.
Leeftijd kinderen | Minimaal aantal beroepskrachten | Maximaal aantal kinderen | Minimaal aantal beroepskrachten | Maximaal aantal kinderen | Minimaal aantal beroepskrachten | Maximaal aantal kinderen |
0 tot 13 | 1 | 7 (1) | 2 | 14² | 3 | 16³ |
1 tot 8 | 1 | 8 (4) | 2 | 15 (5) | 3 | 16 (6) |
2 tot 13 | 1 | 8 (7) | 2 | 16 (8) | 3 | 16 (9) |
3 tot 13 | 1 | 9 (10) | 2 | 16 | - | - |
- Waarvan maximaal vier kinderen van 0 jaar tot 4 jaar, waarvan maximaal drie kinderen van 0 tot 2 jaar, waarvan maximaal twee kinderen van 0 jaar.
- Waarvan maximaal acht kinderen van 0 jaar tot 4 jaar, waarvan maximaal zes kinderen van 0 tot 2 jaar, waarvan maximaal vier kinderen van 0 jaar.
- Waarvan maximaal twaalf kinderen van 0 jaar tot 4 jaar, waarvan maximaal acht kinderen van 0 tot 2 jaar, waarvan maximaal zes 0-jarigen.
- Waarvan maximaal vier kinderen van 1 jaar tot 4 jaar, waarvan maximaal drie kinderen van 1 jaar.
- Waarvan maximaal acht kinderen van 1 jaar tot 4 jaar, waarvan maximaal zes kinderen van 1 jaar.
- Waarvan maximaal twaalf kinderen van 1 jaar tot 4 jaar, waarvan maximaal acht kinderen van 1 jaar.
- Waarvan maximaal vijf kinderen van 2 jaar tot 4 jaar.
- Waarvan maximaal tien kinderen van 2 jaar tot 4 jaar.
- Waarvan maximaal twaalf kinderen 2 jaar tot 4 jaar.
- Waarvan maximaal zes kinderen van 3 jaar.
Bij de berekening van het maximaal aantal kinderen op een groep en het minimaal vereiste aantal beroepskrachten wordt bij groepen samengesteld uit kinderen van verschillende leeftijden een vaste volgorde aangehouden. De eerste stap daarbij is dat het maximaal aantal kinderen per leeftijdscategorie wordt bepaald, bijvoorbeeld maximaal 10 van 4-13-jarigen per beroepskracht. De tweede stap is vervolgens de berekening van het resterend aantal kinderen en het daarbij behorende maximum.
Verhouding tussen het aantal kinderen en de leidster
KINDEROPVANG
Het maximaal aantal kinderen dat geplaatst wordt op een groep met drie leidsters is bepaald in de huidige wet- en regelgeving (CAO, Wet Kinderopvang):
Beroepskracht-kind ratiotabel (kinderopvang).
Leeftijd kinderen | Minimaal aantal beroepskrachten | Maximaal aantal kinderen | Minimaal aantal beroepskrachten | Maximaal aantal kinderen | Minimaal aantal beroepskrachten | Maximaal aantal kinderen | Minimaal aantal beroeps krachten | Maximaal aantal kinderen |
0 tot 1 | 1 | 3 | 2 | 6 | 3 | 9- | 4 | 12 |
1 tot 2 | 1 | 5 | 2 | 10 | 3- | 15- | 4 | 16 |
2 tot 3 | 1 | 8 | 2 | 16 | -- | -- | -- | -- |
2 tot 4 | 1 | 8 | 2 | 16 | -- | -- | -- | -- |
0 tot 2 | 1 | 4 | 2 | 8 | 3 | 14(1) | 4 | 16(1) |
0 tot 3 | 1 | 5 | 2 | 10 | 3 | 12(1)/ 15(2)/ 14(4) | 4 | 16(1) |
0 tot 4 | 1 | 5 | 2 | 12 | 3 | 14(1)/ 15(3)/ 16(2) | 4 | 16(1) |
1 tot 3 | 1 | 6 | 2 | 11 | 3 | 16 | -- | -- |
1 tot 4 | 1 | 7 | 2 | 13 | 3 | 16 | -- | -- |
2 tot 4 | 1 | 8 | 2 | 16 | --- | -- | -- | -- |
(1) Waarvan maximaal acht kinderen van 0 tot 1 jaar
(2) Waarvan maximaal drie kinderen van 0 tot 1 jaar
(3) Waarvan maximaal vijf kinderen van 0 tot 1 jaar
(4) Waarvan maximaal vier kinderen van 0 tot 1 jaar
Rekenregels
1. Indien in een stamgroep een kind van 0 tot 1 jaar aanwezig is, wordt naast tabel 1 tevens voldaan aan de hiernavolgende rekenformule. Indien niet wordt voldaan aan de rekenformule en de uitkomst van de rekenformule een getal groter dan 1 oplevert, bijvoorbeeld 1,01, wordt het op grond van tabel 1 benodigde minimaal aantal in te zetten beroepskrachten met 1 verhoogd. De rekenformule luidt als volgt:
(A+((B+C+D)/1,2))/E≤1
A = aantal kinderen van 0 tot 1 jaar / 3
B = aantal kinderen van 1 tot 2 jaar / 5
C = aantal kinderen van 2 tot 3 jaar / 6
D = aantal kinderen van 3 tot 4 jaar / 8
E = benodigde minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op grond van tabel 1.2. In een situatie waarin het toevoegen van 1 kind leidt tot een op grond van tabel 1 en rekenregel 1 kleiner aantal benodigde beroepskrachten, wordt het aantal benodigde beroepskrachten met 1 verhoogd.